Agapornis lilianae
 

A. roseicollis

A. fischeri

A. personatus

A. lilianae

A. nigrigenis

A. canus

A. taranta

TERUG

 

 

 

 

Algemene informatie

De A. Lilianae werd voor het eerst beschreven in 1864. Aanvankelijk dacht men dat het Roseicollis waren, maar in 1894 werden ze door Shelley als een aparte soort geklasseerd en kregen hun naam. Ze werden genoemd naar Lilian Slater, de zus van W.L. Slater, een bekend ornitholoog. In 1926 werden ze voor het eerst ingevoerd in Europa en kort daarop volgden de eerste kweekresultaten in Engeland.

Men treft de A. Lilianae aan in Zuid-Tanzania, Noord-Zimbabwe en Oost-Zambia. Gezien de A. Lilianae meerdere keren op een dag wil baden, leven ze daar in de nabijheid van de rivieren. Ze leven er in kolonies van soms meer dan 100 vogels en voeden zich hoofdzakelijk met graszaden en vruchten. Tegenwoordig worden er nog sporadisch import vogels aangeboden in de handel.

Het zijn typische koloniebroeders die het hele jaar bij elkaar blijven. Tegen de paartijd vallen deze kolonie's uiteen in kleinere groepen.

Beschrijving A. Lilianae

  • 12,5 cm groot

  • het masker is oranjerood, overgaand naar iets lichter op de bef

  • het masker gaat op het achterhoofd over in olijfgeel, verder in groen

  • wangen eveneens oranjerood, doorlopend tot voorbij de ogen

  • de kleurscheiding met de groene nekkleur moet scherp zijn

  • de snavel is koraalrood overgaand naar de basis in hoornkleurig met een iets blauwachtige schijn

  • de vleugels zijn donker grasgroen

  • de vleugeldekveertjes geven een iets gehamerde indruk

  • boven- en onderstaartveren zijn grasgroen

  • op de staartpennen bevindt zich een oranjerode band die overgaat in geel

  • de ogen zijn lichtbruin met meestal een lichte iris

  • de stuit is grasgroen

  • rond de ogen is er een witte oogring

  • de poten zijn grijs met donkere nagels

  • de A. Lilianae heeft een fiere houding die veel fijner is dan de A. Personata of de A. Fischeri

Mutaties

Dgroen en DDgoen, blauw, Dblauw, DDblauw en lutino.